Details
248 p.
Besprekingen
De Standaard
“Dat ik de Zoloft niet gebruik, daar zei ik over dat ik telkens als ik het innam wel een uur lang het gevoel had nergens meer toe in staat te zijn, net als wanneer je in de tropen vóór de lunch een rumcocktail hebt genomen.”
Zo opent het postuum uitgegeven boek van Joan Didion, waarin ze verslag uitbrengt van haar sessies bij de psychiater van december 1999 tot januari 2002. Er zit veel Didion in die ene zin: haar angsten en depressies (Zoloft), haar wereldwijsheid (de tropen), haar voorkeur voor drankjes (rumcocktail) én haar stijlgevoel (de vergelijking). Toch leer je Didion in Notities voor John kennen op een heel nieuwe manier.
Didion werd wereldberoemd als een afstandelijke observator, zelfs wanneer haar onderwerpen (de dood van haar man in Het jaar van magisch denken, de dood van haar dochter in Blauwe nachten) extreem dichtbij kwamen. In haar tweede essaybundel, The white album (1979), verwerkte ze een stukje van het psychiatrisch dossier dat werd opgesteld na haar klachten van duizeligheid en misselijkheid. Maar ook daar is de persoonlijke informatie zo uitgezuiverd en gestileerd dat ze een mysterie blijft. Of zoals Marja Pruis bij Didions overlijden in De Standaard der Letteren schreef: “Uiteindelijk was ze mét al haar confidenties een schrijver met een enorme reserve, iemand die zich verborg achter een grote zonnebril.”
In Notities voor John is die afstand voor het eerst niet te bespeuren. Omdat het vermoedelijk nooit haar bedoeling is geweest om deze teksten uit te geven.
Kwikzilver
In het voorwoord (waarbij vreemd genoeg geen auteur vermeld wordt) komen we te weten dat er kort na Didions dood in 2021 in een archiefkoffertje naast haar bureau een stapel van ongeveer 150 pagina's werd gevonden: verslagen van en reflecties op haar sessies met psychiater Roger MacKinnon. Er zaten ook andere documenten in, zoals briefjes van de portier uit de nacht in 2003 waarop haar man overleed, een kopie van de toespraak die ze hield op het huwelijksfeest van haar dochter Quintana, en een velletje met computerwachtwoorden.
Didion gaf geen instructies bij de dagboekfragmenten, niemand uit haar professionele entourage wist zelfs van het bestaan van die teksten. (De originelen werden door Didions erfgenamen, de kinderen van haar overleden broer, gedoneerd aan de New York Public Library, waar al het materiaal nu vrij in te kijken is.) Haar uitgeverij koos ervoor om het geheel uit te geven zoals de schrijver het achterliet, alleen tikfouten werden gecorrigeerd en er werden voetnoten met noodzakelijke informatie toegevoegd.
Didions eerste gesprek met MacKinnon vond plaats op 15 november 1999, en na de sessie van 29 december 1999 begon ze notities te nemen waarin ze zich richtte tot haar man, John Gregory Dunne - hij is de 'jij' in de tekst. Het laatste verslag van de sessies dateert van 3 januari 2002, maar Didion hield zeker tot begin 2012 contact met MacKinnon.
Ze begon met de therapie op vraag van de psychiater van haar dochter Quintana, omdat hij het gevoel had dat de moeder-dochterrelatie aan de basis lag van Quintana's problemen. De dochter had gezegd dat haar moeder depressief was en met iemand moest gaan praten.
In 2011 verscheen het prachtige, hartverscheurende Blauwe nachten, over de moeilijke band die Didion had met Quintana, het meisje dat John en zij in 1966 vlak na haar geboorte adopteerden. Daarin heeft ze het poëtisch over de “kwikzilveren stemmingswisselingen” die Quintana als kind al had, en vermeldt ze omfloerst haar drankprobleem. “Quintana is een van de onderwerpen waarover ik niet gemakkelijk rechtstreeks spreek”, schrijft ze. Toch is dat exact wat ze doet in haar sessies met MacKinnon.
In Notities voor John komen we te weten hoe moeilijk en intens de situatie echt was, hoe sterk Quintana's alcoholverslaving en de wederzijdse afhankelijkheid tussen moeder en dochter het leven én het schrijven van Didion beheersten.
Didion vertelt dat ze zich schuldig voelde over haar onvermogen om dicht bij Quintana te staan. Werken ging altijd voor, het was een manier om emotioneel niet aanwezig te hoeven zijn. In het verslag van een sessie lezen we dat Didion vertelde hoe aangeslagen ze was “toen haar vriendinnetjes een keer om de beurt meldden wat hun moeder altijd zei, en Quintana op de proppen kwam met 'poets je tanden, borstel je haar, sst, ik ben aan het werk'”.
In Blauwe nachten krijgen we de literaire verdichting van dat moment: “De kleren zijn natuurlijk vertrouwd. Een tijdlang had ik ze elke dag gezien, ze gewassen, ze aan de waslijn bij het raam van mijn werkkamer te drogen gehangen in de wind. Terwijl ik haar kleren aan de waslijn zag hangen, heb ik twee boeken geschreven. Poets je tanden, borstel je haar, stil, ik ben aan het werk. ”
Dieper graven
Didion schrijft in haar dagboeken dat ze altijd bang is geweest om Quintana weer kwijt te raken. In Blauwe nachten klinkt het zo: “Sinds haar geboorte ben ik nooit meer níét bang.”
Ontroerend is hoe Didion aan haar psychiater vertelt hoe haar idee over familiebanden veranderde toen ze haar dochter voor het eerst in haar armen hield: “Ik zei dat er bij ons altijd veel nadruk op de familiebanden was gelegd. (…) Maar toen Quintana bij ons kwam, stopte dat abrupt. Ze betekenden niets meer voor me. (…) Ik voelde me zo sterk met haar verbonden dat het idee van bloedverwantschap geen betekenis meer voor me had.”
MacKinnon - een ouderwetse freudiaan die in zijn obit in The New York Times “een van de vakkundigste clinici van zijn tijd” werd genoemd - graaft ook dieper, naar Didions eigen kindertijd, waarin ze leerde dat liefde en angst met elkaar verbonden zijn, en dat liefde gepaard gaat met ongerust zijn over iemand.
Dat idee bracht ze ongewild over op Quintana. MacKinnon: “Ze weet niet dat je van iemand kunt houden zonder je voortdurend over hem of haar zorgen te maken. Ze denkt dat ze zich zorgen om jou moet maken, want ze houdt immers van je.”
Didion vertelt aan haar therapeut hoe ze ooit 's nachts met de zevenjarige Quintana naar The night of the living dead keek. De zombiefilm was zó eng dat Didion, toen ze om middernacht even naar de keuken moest, haar dochter niet alleen wilde achterlaten, en daarom zei dat zíj niet alleen naar de keuken durfde te lopen. Dat, stelt MacKinnon, is de kern van hun relatie: Didion is bang dat ze Quintana niet kan beschermen - en dat kan ze inderdaad niet - zonder altijd nabij te zijn. Maar wat ze haar dochter zo leert, zegt hij, is: “Daar is de boze buitenwereld, en ik ben niet in staat je ertegen te beschermen.” Bovendien kreeg Quintana zo de boodschap dat ze voor haar moeder moest zorgen.
Quintana, een dertiger ten tijde van de dagboeken, is compleet afhankelijk van haar ouders, en duldt tegelijkertijd hun hulp niet - “de typische dynamiek (…) tussen ouders en volwassen kinderen die elkaar nog niet op een gezonde manier hebben losgelaten”. Haar toevlucht zoekt ze in drank, heil voor haar verslaving zoekt ze bij AA. Haar gemoedstoestand gaat voortdurend op en neer, de greep die ze op haar leven heeft wisselt, en Didion en haar man worden heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop.
Eeuwig cool
Halverwege Blauwe nachten schrijft Didion dat ze had gedacht dat het boek “over kinderen zou gaan, de kinderen die we hebben en de kinderen die we ons wensen, dat wij er in zekere zin afhankelijk van zijn dat onze kinderen afhankelijk zijn van ons, dat wij hen aanmoedigen kinderen te blijven”. Naarmate het boek vorderde, drong de gedachte zich op dat het welbeschouwd niet over kinderen ging: “Het eigenlijke onderwerp was dat we ons niet eens met zo'n gedachte willen inlaten, dat we het onafwendbare van oud worden, ziekte en dood onmogelijk onder ogen kunnen zien.”
Ook oud en kwetsbaar worden, wankel op je benen staan, angst om je nog in de wereld te begeven, zijn onderwerpen die Didion uitgebreid met MacKinnon besprak. Ze brak haar heup. Ze had kanker en vertelde het aan niemand, voor de bestralingen koos ze zelfs een afgelegen locatie om te voorkomen dat ze toevallig een bekende zou tegenkomen. Zo sterk was ze gesteld op haar privacy.
Het hoeft dus niet te verbazen dat er best wat kritiek kwam toen bekend werd dat Didions dagboeken gepubliceerd zouden worden. Het zou onethisch zijn de persoonlijke documenten te publiceren van een schrijfster die zich zo afschermde. Maar inmiddels zijn alle betrokkenen overleden, ook de psychiater. En het boek biedt interessante nieuwe manieren om naar haar literaire werk te kijken.
Notities voor John lezen in het licht van wat wij weten dat zal gebeuren - de dood van John, de dood van Quintana - maakt alles nog intenser, pijnlijker en ontroerender.
Op 26 juli 2003 trouwde Quintana - zoals we uit Blauwe nachten weten met witte stefanotis in het haar, de bloem die groeide bij het huis van haar kindertijd - op 22 december van datzelfde jaar ging ze naar het ziekenhuis met wat een zware griep leek, maar al snel een longontsteking bleek te zijn. Er volgde een septische shock en een coma. Op 30 december 2003, terwijl Quintana op de intensive care geïntubeerd werd, overleed John Gregory Dunne thuis aan een hartaanval. De herdenkingsdienst vond pas op 23 maart plaats, zodat Quintana - net ontslagen uit het ziekenhuis - erbij kon zijn. Twee dagen later kwam ze op het vliegveld ten val, op 26 augustus overleed ze. Ze was 39.
Een week nadat Didion de as van haar dochter had bijgezet in de muur van de kathedraal St. John the Divine, waar ook Dunnes as zich bevindt, stapte ze op het vliegtuig voor de promotour van Het jaar van magisch denken.
“We vertellen onszelf verhalen om te kunnen leven.” Het is de eerste zin van The white album (1979) en zowat de beroemdste die Didion ooit schreef. In Notities voor John krijgen we de deconstructie te lezen van de verhalen die ze ons - en zichzelf - met zoveel flair vertelde. We krijgen intieme informatie over haar angsten en depressies, over haar tekortschieten als moeder en haar schuldgevoel. Het ongenaakbare literaire icoon wordt plots menselijk. Maar tegelijk blijft Didion voor eeuwig die elegante jonge vrouw, sigaret in de hand, cool leunend tegen haar corvette.
De Volkskrant
Het was de sociaal werker. Toen was het niet meer te missen.
Vanaf het huis van Joan Didion naar New York-Presbyterian was het 1,5 kilometer. De sirenes herinnerde ze zich later niet meer, ook niet het verkeer.
Didion zat in ambulance nummer twee. In nummer één lag haar man, John Gregory Dunne. Didion had gezegd dat hij zich misschien had verslikt, maar met een veeg van een vinger had het ambulancepersoneel dat weggewuifd; zijn luchtweg was vrij. Ze hadden hem allerlei injecties toegediend, waren onafgebroken bezig met defibrillatorpaddels. Ze haastten hem de wachtende ambulance in.
Toen Didion op de oprit van het ziekenhuis uit de tweede ambulance stapte, stond er iemand te wachten. De enige persoon die geen ziekenhuiskleding droeg. 'Is dat de echtgenote?', vroeg hij de ambulancechauffeur.
Didion schrijft in haar memoir Het jaar van magisch denken (2005): 'Ik ben uw sociaal werker', zei hij, en ik denk dat ik het op dat moment geweten moet hebben.' Laat alle hoop varen.
Wat hieraan voorafging, telt inmiddels als een van de beroemdste sterfscènes uit de Amerikaanse literatuur, en hij is niet eens verzonnen:
Op dinsdag 30 december 2003 komen Joan Didion en John Gregory Dunne thuis. New York. Een appartement vol boeken en kunst. Zij is eind zestig, hij begin zeventig. Schrijvers. Ze zijn bijna veertig jaar samen.
Die middag hebben ze hun enige kind bezocht, Quintana, eind dertig, die met een septische schok op de intensive care ligt. 'We weten niet welke kant dit op gaat', had de arts gezegd.
Hoe kom je thuis als je kind, dat al zo vaak in medische nood verkeerde, in een coma op de ic ligt? Moe, waarschijnlijk. Verslagen. Stil.
Didion steekt de haard aan. Schenkt een glas scotch in voor John, die in zijn gebruikelijke stoel zit te lezen. Zijn boek: David Fromkins Europe's Last Summer - Who Started the Great War in 1914?
De haard stelt Didion gerust. Vroeger, toen ze nog in California woonden, staken ze 's avonds thuis haarden aan. 'Een haardvuur betekende dat we thuis waren, dat we een cirkel om ons heen hadden getrokken, veilig de nacht door konden.'
John heeft het over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. En ineens valt hij stil. Didion kijkt op. Hij zit met een hand in de lucht, roerloos voorovergezakt.
Hij maakt een grap, denkt ze. Iets om deze dag draaglijk te maken. 'Niet doen', zegt ze.
En dan valt hij met zijn volle gewicht uit zijn stoel, op de grond.
Dit is wat Didion kwalificeert als 'magisch denken'; dat je gedachten in tijden van rouw zichzelf continu herscheppen, dat ze feiten vervormen en dat je die onlogica volkomen logisch vindt. Voor de neutrale toeschouwer zie ik eruit als iemand die snapt dat de dood onomkeerbaar is, schrijft ze in Het jaar van magisch denken. Maar wanneer ze John in het mortuarium ziet, denkt ze niet: hij is dood. Ze denkt: ik speel wel even mee.
Het hele boek kan ze één gedachte niet uit haar hoofd krijgen, met alles wat ze meemaakt, schrijft, alles wat ze onderzoekt over rouw. Ze denkt: dit moet ik echt aan John vertellen.
Joan Didion, 1 meter 52, was de Grootste Amerikaanse Essayist van de afgelopen halve eeuw.
Dat 'grootste' is geen hyperbool, het is niet eens een mening. Toen ze eind jaren zestig debuteerde, werd het veld van New Journalism, zoals het genoemd werd, bevolkt door flamboyante schrijvers met flamboyante ego's. Gay Talese, Truman Capote, Norman Mailer, Hunter S. Thompson, Tom Wolfe. Mannen die verslag deden van de culturele, sociale en politieke ontwikkelingen van hun tijd alsof ze romans schreven. Strijdlustig proza, waarin ze geen journalistieke objectiviteit nastreefden, maar hun persoonlijke aanwezigheid centraal stelden.
Allemaal schreven ze iconische bestsellers, over allemaal verschenen de laatste jaren documentaires en biografieën.
Maar ze zijn geen Joan Didion.
Joan Didion: 1934-2021. Al haar boeken beleven editie op nieuwe editie, in een paar dozijn talen - ook het Nederlands. Het jaar van magisch denken werd vorig jaar nog door The New York Times op de twaalfde plek gezet in de lijst met Beste Boeken van de Eeuw. Tien jaar terug werd ze, op haar 82ste, het gezicht van het modehuis Celine.
De laatste jaren is er een biografie-industrie rond haar opgetuigd, boeken over haar huwelijk, boeken over haar leven als scriptschrijver in Hollywood, over haar vriendschappen en rivaliteiten met andere schrijvers. Er is een Netflix-documentaire, ze staat op tote bags, telkens een foto waarop ze staat te roken, of een zonnebril draagt. Très cool.
In 2022 was de veiling van haar persoonlijke inboedel een regelrechte hype in New York. Haar favoriete zonnebril leverde 27 duizend dollar op, een verzameling door haar geraapte schelpen 7 duizend dollar, haar gebruikte Le Creuset-pannen 8 duizend dollar, een stapeltje notitieboekjes - ongebruikt, Didion zal hooguit op ze geademd hebben - 11 duizend dollar. Mensen willen haar niet alleen lezen, mensen willen haar zijn.
Dat is het objectieve criterium voor 'Groots': dat iemand zo'n centrale plek in onze cultuur inneemt, dat je niet om die persoon heen kan. Oftewel: je kunt Harry Mulisch een ijdele pannenkoek vinden, hij blijft Harry Mulisch, schrijver van De aanslag.
Nu moet je goed zoeken wil je een criticus vinden die Didion des pannenkoeks vond. De Brit Martin Amis was geen fan. Hij oordeelde eens dat 'her style bespeaks celebrity'. Haar stijl getuigt van beroemdheid.
Amis bedoelde dat ze zo terughoudend haar persoon in haar essays opvoerde, dat het iets majesteitelijks had; alsof wij lezers al dankbaar mochten zijn met een glimpje van haar koninklijke aanwezigheid.
Die terughoudendheid was inderdaad een kenmerk. Didions aanwezigheid in haar essays zat hem meer in haar blik. Die blik was donkerder, of meer afstandelijk. Haar mannelijke collega's plaatsten zichzelf pontificaal voorop in de tegencultuur van die tijd; zij zag de schaduwkanten van de protestgeneratie voordat die überhaupt tot een piek was gekomen.
In haar eerste essaybundel, Slouching Towards Bethlehem (1968), beschrijft ze haar bezoek aan de bloemenkinderen in San Francisco, en terwijl de media zich storten op hun vrije liefde, ziet Didion hoe de hippies in alle vrijheid en blijheid vergeten hun liefdesbaby's te verzorgen.
In Slouching beschrijft ze huiselijk te zijn, ze kookt, ze doet de was. Ze durft de telefoon niet op te nemen. Ze woog amper 40 kilo. Je kon haar zo in je weekendtas stoppen en met je meenemen.
Twee zinnen uit haar tweede essaybundel, The White Album (1979), zijn iconisch geworden. De eerste is de beginzin: 'We vertellen onszelf verhalen om te kunnen overleven.' Onthoud deze zin even: daarover later meer.
De tweede komt wanneer ze beschrijft hoe, op 9 augustus 1969, haar telefoon roodgloeiend staat na de Manson-moorden. Duivelse hippies hebben toegeslagen, geruchten vliegen door de stad. En dan schrijft Didion: 'Ik herinner me ook het volgende, al zou ik willen dat dat niet het geval was: ik herinner me dat niemand verbaasd was.'
Het is zo'n zin die opnieuw en opnieuw wordt aangehaald door historici, sociologen en politicologen die de mentaliteit van de jaren zestig willen samenvatten. Ja, er was protest, er was rockmuziek, er was seks, er waren jongeren die experimenteerden met vrijheid, maar iedereen zat te wachten tot dat experiment in hun gezicht ontplofte. De conservatieve backlash zat er altijd aan te komen.
En ondertussen was ze dus getrouwd. John Gregory Dunne. Stoere vent, uit een groot katholiek gezin. Ze verstopte zich graag achter hem. Een biograaf beschreef dat als je Didion belde, John als vanzelfsprekend ook aan de lijn hing en niet alleen haar zinnen afmaakte, maar vrijwel namens haar het gesprek voerde.
Zij en John deden alles samen; schreven filmscripts, schreven een column. Ze adopteerden een meisje, Quintana. Ze woonden in Los Angeles, op Hawaï, in New York. Ze reden rond in een banaankleurige Corvette.
John overleed onverwacht op 30 december 2003. Quintana overleed in augustus 2005. Ze was vaak ziek geweest, dronk te veel. 39 jaar. In Het jaar van magisch denken en de opvolger, Blauwe nachten (2011), deed Didion op de haar tekenende klinische, gestileerde manier verslag van verdriet, van onze afscheidsrituelen. Na al die decennia een coole afstand te houden tot de lezer, trok Didion die nu haar intieme wereld in.
Binnen een jaar verkocht ze van Het jaar van magisch denken een miljoen exemplaren in de VS. Van de vrouw die de jaren zestig duidde, werd ze de weduwe die rouw duidde.
Nu is er dus een nieuw boek, dat aansluit bij die rouw: Notities aan John.
Het is een boek dat geen boek is. Rond de millenniumwisseling bezocht Didion een therapeut, met wie ze sprak over haar relatie met Quintana. Quintana was zo'n kind dat nooit echt kon aarden, thuis niet, op de universiteit niet, baantjes glipten door haar handen, ze dronk te veel, raakte depressief. Didion, anno 2000, raakte hier op haar beurt depressief van.
Wanneer Didion thuiskwam van therapie, schreef ze haar herinneringen aan het gesprek op - voor John. Alsof ze samen een geheugen deelden. Na Didions dood werden deze aantekeningen keurig uitgetypt gevonden in een mapje en besloot haar uitgever ze uit te brengen.
Wat zeggen ze ons over Didion?
Ze praat over haar jeugd. Over hoe ze opgroeide in de Tweede Wereldoorlog en elk moment het bericht verwachtte dat haar vader was overleden. Dat ze die angst haar hele leven met zich meedroeg. Dat ze zich als moeder schuldig voelde dat ze emotioneel te veel op afstand stond. Dat ze zich tijdens feestjes thuis in haar eentje terugtrok in haar werkkamer. Dat ze ervan uitging dat Quintana dezelfde behoefte had om alleen te zijn, en haar dus ook vaak alleen liet.
Didion vertelt dat Quintana de symbiose van haar ouders ook afschrikkend kon vinden. Meer dan eens verweet ze haar ouders één persoon te zijn, en dat ze nooit een standpunt wilden innemen dat onafhankelijk van de ander was.
Didion probeerde het wel. Ze vertelt over 'het roerei-incident', waarbij zij na afloop Quintana's haar waste en Quintana riep dat ze haar vader haatte. Oké, zei Didion, dan gaan we bij hem weg en gaan we ergens anders wonen.
Ze dacht dat ze daarmee Quintana troostte. Maar die ging er alleen maar harder van huilen: je kan niet bij hem weggaan, zei ze, want dat kun je helemaal niet aan.
Dit is het probleem, zegt Didion: Quintana dacht altijd dat zij als kind verantwoordelijk voor ons was.
Overigens wordt het roerei-incident verder niet uitgelegd, maar het lijkt te suggereren dat Quintana roerei in haar haar kreeg. Gegooid? Gesmeerd? Door haar vader?
Zijn deze notities intiem? Ja. Was Didion iemand die haar privéleven zorgvuldig afschermde? Zeer zeker. En was het de bedoeling dat ze postuum gepubliceerd zouden worden? Zeer zeker niet. Heeft het dan niet iets immoreels dat ze nu openbaar worden? Honderd procent.
Is het heerlijk om te lezen? O, absoluut.
Of: heerlijk is niet het juiste woord. Het is ontroerend. Wie Het jaar van magisch denken heeft gelezen, kent de contouren van dit gezin. Notities aan John kleurt die contouren verder in. De sessies zijn opvallend helder uitgeschreven, in dialoogvorm. Didion moet een goed geheugen hebben gehad. Meerdere keren noteert ze dat ze in huilen uitbarst.
In een van de sessies laat Didion de therapeut een gedicht van Quintana lezen, dat ze schreef toen ze 6 was. De therapeut leest het en zegt: ze was een geboren schrijver. Dat is niet wat zij leest, zegt Didion. Uit het gedicht spreekt zo'n eenzaamheid, terwijl Quintana zo'n vrolijk kind leek. Dus toen al verborg ze haar emoties, zegt Didion.
Er is iets in je dat denkt dat je geen goede dingen verdient, zegt hij tegen haar. Continu denkt ze dat ze tekortschiet. Hij legt haar uit dat geadopteerde kinderen vaak met de angst leven dat ze op een dag opnieuw worden weggegeven. Maar adoptieouders, zegt hij, vrezen vaak dat hun kind wordt weggenomen.
Ze spreekt hem niet tegen, ze moedigt hem ook niet aan. Je bent depressief, zegt de therapeut. Dat is niet onlogisch, want er is ook iets mis in het leven van je kind. Dat verzin je niet. Maar mensen met een depressie denken vaak dat zij het probleem veroorzaken, en dat zij het probleem dus ook moeten oplossen. Maar Quintana's depressie is niet jouw schuld. Dus jij kunt het niet oplossen.
Natuurlijk is Notities aan John om nog een reden zo'n ontroerend boek voor wie Het jaar heeft gelezen. Omdat je weet dat ze amper tijd meer hebben om het goed te laten komen.
Om nog terug te komen op de beginzin van The White Album: 'We vertellen onszelf verhalen om te kunnen overleven.'
In het lange essay zet Didion de late jaren zestig op een rij. Ze heeft het over de moord op Robert Kennedy, over de protestacties van de Black Panthers, ze bezoekt een feestje bij Janis Joplin thuis, ze gaat bij The Doors in een opnamestudie langs, ze helpt Linda Kasabian - betrokken bij de Mansonmoorden - een jurk uit te zoeken voor een hoorzitting.
En ondertussen beschrijft ze haar mysterieuze fysieke en mentale inzinking, waar artsen onderzoek naar doen. Een inzinking waarvan ze zegt dat die 'achteraf bezien geen ongepaste reactie op de zomer van 1968 lijkt'.
Het lijkt, kortom, alsof ze in haar essay de chaos van de jaren zestig aan elkaar schrijft, coherent maakt. Didion schrijft: 'Ons leven bestaat, althans als we schrijver zijn, uit het leggen van verhaallijnen over als los zand aan elkaar hangende beelden, uit het plakken van 'ideeën' op het ongrijpbare schimmenspel van wat we meemaken.'
Vandaar dat voor veel beginnende of autofictionele schrijvers die beginzin als een mantra is gaan gelden, of als een geloofsovertuiging. Schrijven als noodzaak, lijkt de zin te suggereren. Ons leven als materiaal. Door een verhaal te vertellen, scheppen we orde in de chaos van het bestaan.
Maar, denk ik: zo vaak als de zin wordt geciteerd, bijna net zo vaak wordt hij verkeerd begrepen.
Een contrapunt in haar essay is Gary Fleischman, de vrolijke, opportunistische advocaat van Linda Kasabian. Hij vraagt Didion hoeveel mensen in India wonen. 'Doe eens een gok.' Haar gok is absurd laag. Didion legt niet uit wat de vraag betekent, maar het lijkt duidelijk. Schrijvers zoals zij hebben honderd-en-een theorieën over de wereld. Maar de wereld is ook de wereld zonder theorieën. Oftewel: een miljard mensen in India.
(Al waren het er in 1969 een stuk minder.)
Aan het einde van het essay krijgt ze van haar dokter te horen wat ze mankeert. Multiple sclerose. Dat lijkt een conclusie, maar in feite betekent 'multiple sclerose' niks concreets. Letterlijk betekent het 'meerdere littekens', verwijzend naar de schade die het kan aanrichten in je hersenen. Het is een ziekte die heel veel verschillende vormen kan aannemen. In het geval van Didion stuurt de arts haar naar huis met een 'doe maar even rustig aan'.
Wat ze in The White Album leert, is niet dat schrijven ons grip op de wereld geeft. Maar dat het in feite een futiliteit is. Schrijven is hooguit een manier om jezelf wijs te maken dat iets iets betekent.
Die blik zit ook in Het jaar van magisch denken - want magisch denken is betekenis zoeken in je man die zomaar dood neervalt. Terwijl het niets meer is dan een hart dat ermee stopt. En die blik zit ook in de fascinerende Notities aan John. Haar therapeut geeft haar tal van theorieën over de psychologie van haar en haar dochter, maar voor Didion veranderen die niks aan de pijn, niks aan de wereld. Oftewel: een miljard mensen in India.
Er is geen verhaal, er is geen orde. Die conclusie is geen cynisme van Didion; ze wijst troostende woorden af en heeft de moed te leven in de wereld zoals die is.
Of zoals haar therapeut tegen haar zegt (ik parafraseer): veel mensen lijken stoer van buiten, maar zijn van binnen een zacht ei. Bij jou is het andersom.